De verdeeldheid binnen de Estse samenleving, die een grote Russische minderheid heeft, heeft historische achtergronden. Dit artikel beschrijft in hoofdlijnen de ontwikkelingen en gevechten die zich op Ests grondgebied hebben voortgedaan. Daarbij treedt de eeuwenoude positie van Estland als grensland tussen het oosten en het westen op de voorgrond. Nog steeds is er sprake van een tweespalt in de historische beeldvorming: zo zijn er binnen Europa maar weinig landen waar de herdenkingscultuur aan de Tweede Wereldoorlog nog zo sterk de ideologische kenmerken van de strijd toen vertoont. Dit thema is des te actueler nu de Russische visie op de geschiedenis onder Vladimir Poetin in opkomst is.

R. Noorman*

Estse soldaten, voorzien van Duitse staalhelmen en gekleed in de beruchte flecktarn camouflagepakken, betrekken hun stellingen op het horen van de Russische tanks, die vanuit de verte dreigend aan komen rollen. Het zijn vrijwilligers, behorende tot de 20ste Waffen-Grenadier-Division van de SS. Estse nationalisten, die in een Duitse overwinning het meeste heil voor hun eigen Baltische vaderland zien. Zodra de eerste Russische T-34 tanks en de begeleidende infanterie binnen bereik zijn, openen de Estse SS’ers vanuit hun diep gegraven stellingen het vuur. Een hevig gevecht ontbrandt, waarin zij maar ternauwernood hun posities weten te behouden. Met mitrailleurs proberen ze de infanterie van de tanks te scheiden, terwijl een goed gepositioneerd anti-tankkanon de aanstormende stalen monsters één voor één op de korrel neemt. Als de Russen uiteindelijk de terugtocht blazen, blijven honderden gesneuvelden en een handvol rokende tankwrakken voor de Estse stellingen achter, terwijl een enkele overgebleven T-34 tank haastig een veilig heenkomen zoekt.

Broederstrijd

Het bovenstaande vormt de openingsscène van een film, genaamd ‘1944’, die in februari 2015 in Estland in première ging.[1] Het is een confronterende film, waarbij de makers kosten noch moeite hebben gespaard om met de uitmonstering en wapens zo goed mogelijk de historische werkelijkheid te benaderen. Nog opvallender is het feit dat, in tegenstelling tot de meeste westerse films, de Waffen-SS troepen niet als exponenten van het nationaalsocialistische regime worden getoond, maar als vaderlandslievende Esten die hun land willen behoeden voor een terugkeer van het Rode Leger, en daarmee een communistisch regime. Het zijn eveneens soldaten van Estse afkomst die, gekleed in Russische uniformen en bewapend met Russische wapens, gesneuveld voor de Duits-Estse stellingen achterblijven.

Affiche van de film ‘1944’, geregisseerd door Elmo Nüganen De film ging in 2015 in Estland in première

De film gaat over de broederstrijd van toen. Een strijd die nog altijd tot spanningen en tot een tweespalt in de historische beeldvorming leidt. Dit thema heeft, na zeventig jaar, binnen de Estse samenleving nog altijd weinig aan belang ingeboet. In het bijzonder nu de recente ontwikkelingen in het oosten van Europa deze historische tegenstellingen uit de schaduw van het verleden hebben gehaald en weer in het volle licht hebben geplaatst. Het onafhankelijkheidsstreven van het Donetsbekken en de directe inmenging van Rusland in het conflict dat Oost-Oekraïne teistert, hebben immers hier, evenals in Estland met zijn grote Russische minderheid, oude fascistische-communistische tegenstellingen van achter de coulissen terug op het podium van maatschappelijk debat geplaatst.

Propaganda

Afgelopen jaar nog omschreef de huidige Estse president Toomas Hendrik Ilves het conflict als ‘een oorlog gebaseerd op het oude ideologische idee van het beschermen van een etnisch verwante bevolking, binnen de grenzen van een ander land’.[2] Tevens is het een strijd waarin de Russische propaganda als vanouds gretig gebruik maakt van antifascistische retoriek, en daarmee de huidige regering in Kiev bejegent.[3] Een revisionistisch Rusland, dat 25 jaar na het einde van de Koude Oorlog opnieuw het Europese toneel heeft betreden, leidt in Estland tot spanningen die de samenleving al van oudsher tot op het bot verdelen. Binnen Europa zijn er dan ook maar weinig landen waar de herinneringscultuur aan de Tweede Wereldoorlog nog zo sterk de ideologische kenmerken van de strijd van toen vertoont.

De Estse president Toomas Hendrik Ilves omschreef het conflict als een oorlog gebaseerd op het oude ideologische idee van het beschermen van een etnisch verwante bevolking in een ander land. Foto NAVO

Periferie van culturen

De strijd tussen de Russische en Duits-Scandinavische invloedssferen is een vaak terugkerend thema in de geschiedenis van Estland. In zijn bekende boek Clash of Civilizations rekent Samuel Huntington op drie achtereenvolgende kaarten Estland in 1920 tot het westen, gedurende de Koude Oorlog tot het oostelijk halfrond, om het land na 1990 weer terug te laten keren in de moederschoot van Europa.[4] De twintigste eeuw is daarin overigens niet uniek. Ze is eerder representatief voor de aanhoudende strijd om invloedssferen in dat gebied sinds de middeleeuwen. De definitieve lijn laat Huntington lopen langs de oostgrens van Estland, komend vanuit Narva in het noorden.[5] Deze stad is vernoemd naar de gelijknamige rivier waar de Duitse Hermannsfeste hoog boven de rivier uittorent en zich staande houdt tegenover het Russische Ivangorod, die even dreigend op de andere oever verrijst. Het is dezelfde plaats waar de Zweedse koning Karel XII op 19 november 1700 een grote overwinning wist te behalen op het Russische leger onder Tsaar Peter de Grote.[6] Het was hier, aan de oevers van de Narva, symbool in de strijd tussen het oosten en het westen, waar de Estse SS’ers in juli 1944 deelgenoot waren van de Duitse terugtocht en de opmars van het Rode Leger.                               

De geschiedenis van de Estse strijd tegen het communisme begint al tijdens de Russische burgeroorlog in 1918, als overal langs de grens met Rusland bolsjewistische troepen worden samengetrokken. Deze troepen bestaan gedeeltelijk uit Estse communisten en zien zich geconfronteerd met het Duitse keizerlijke leger, dat echter op het punt staat zich uit de Baltische staten terug te trekken. Op 22 november van dat jaar weten de Duitse troepen nog een eerste aanval op Narva af te slaan. Maar als zij uiteindelijk de aftocht blazen staan de Estse nationalisten er alleen voor. Verzoeken tot steun aan zowel de geallieerden als de door hen gesteunde Witte Legers leiden uiteindelijk tot niets.[7] Dit is het begin van de Estse onafhankelijkheidsoorlog. Deze onafhankelijkheidsoorlog is een strijd waarin ook de eerste tekenen van een burgeroorlog tot uiting komen, met Esten die aan zowel de communistische als nationalistische zijde van de strijd deelnemen. Na een aantal wisselende krijgskansen, weet het Estse leger het ogenschijnlijk veel sterkere Rode Leger te verdringen.                                   

Estse onafhankelijkheid

Met het ondertekenen van de vrede van Tartu, op 2 februari 1920, komt er een einde aan de strijd en neemt de Estse onafhankelijkheid een aanvang. De vredige stilte is echter van korte duur. Al in 1924 breekt er in Estland een communistische revolutie uit, terwijl het Rode Leger naar goed gebruik gereed staat langs de grenzen, om ten gunste van etnische of ideologische verwanten te interveniëren. Zo ver komt het echter niet. Voordat de ongeveer driehonderd opstandelingen de hulp van het Rode Leger kunnen inroepen, wordt de opstand door het Estse leger neergeslagen.[8] Hieruit blijkt eens te meer dat Moskou bereid is van interne Estse aangelegenheden gebruik te maken als voorwendsel voor een militaire en communistische invasie. In 1939 valt het doek voor de amper twintig jaar oude republiek alsnog. In september van dat jaar wordt Estland gedwongen een overeenkomst te sluiten van wederzijdse militaire bijstand met de Sovjet-Unie. Daarbij krijgt het Rode Leger toestemming om enkele tienduizenden militairen op Ests grondgebied te stationeren.[9] Estland is dan alleen nog in naam  onafhankelijk; feitelijk is het land gedegradeerd tot deelstaat van de Sovjet-Unie en overgeleverd aan de grillen van haar leider: Joseph Stalin. Binnen een jaar worden niet minder dan 15.000 Esten gedeporteerd richting de werkkampen in het oosten, of vermoord.[10] Nog eens duizenden Baltische Duitsers, onder wie veel Esten met eeuwenoude Duitse wortels, worden gerepatrieerd. Daarbij stonden ze onder druk van de Sovjets of werden aangetrokken door de oproep terug te keren naar het Deutsches Vaterland.[11] Op 21 juli 1940 volgt de daadwerkelijke annexatie en wordt Estland officieel een deelrepubliek van de USSR.[12]

De Duitse invasie

Op 22 juni 1941 begint operatie Barbarossa, de Duitse invasie van de Sovjet-Unie. Onder bevel van veldmaarschalk Ritter von Leeb trekt Armeegruppe Nord door de Baltische staten op in de richting van Leningrad. Begin juli trekken de eerste Duitse troepen Estland binnen en aan het einde van de maand is het land door de Duitse opmars effectief afgesloten van de Sovjet-Unie.[13] Een belangrijke doelstelling van Armeegruppe Nord is de verovering van Leningrad. En het is dan ook hier waar de Panzergruppe 4 als onderdeel van Armeegruppe Nord naartoe oprukt. Het gevolg is een felle strijd op Ests grondgebied, waarbij Esten aan beide zijden van het conflict meevechten. Enkele tienduizenden van hen waren al bij het uitbreken van de vijandelijkheden min of meer gedwongen in het Rode Leger opgenomen, maar nu de strijd op Ests grondgebied voortduurt roepen de Sovjet-autoriteiten zogeheten Hävituspataljonid (vernietigingsbataljons) in het leven.[14] Dat zijn Estse communistische guerrillaeenheden, die zich voornamelijk richten op de onderdrukking van de bevolking en de vernietiging van de infrastructuur, terwijl het Rode Leger zich vechtend terugtrekt in de richting van Leningrad. Daartegenover staan de zogeheten Metsavennad (bosbroeders): groepen nationalistische guerrillastrijders van soms wel enkele honderden man sterk, onder leiding van voormalige Estse legerofficieren. Deze georganiseerde groepen vrijheidsstrijders waren vanaf de zomer van 1940 spontaan ontstaan als reactie op de aanhoudende Sovjet-deportaties van Estse burgers. Deze vrijheidsstrijders waren dus niet aanvankelijk op Duits initiatief tot stand gekomen.[15] Feitelijk gezien breekt er met het binnenvallen van de Duitsers een revolte uit.[16] In het machtsvacuüm dat in de zomer van 1941 ontstaat tussen het terugtrekken van het Rode Leger en het oprukken van de Wehrmacht, wordt het Sovjet-bestuur op sommige plaatsen tijdelijk vervangen door dat van Estse nationalisten. Tot het opnieuw uitroepen van de Estse republiek komt het echter niet, uit angst voor Duitse represailles. Als de Duitse troepen eenmaal arriveren, triomfantelijk verwelkomd door Estse burgers, blijken ze dan ook niet van plan de wens tot een hernieuwde onafhankelijke Estse republiek te honoreren. In plaats daarvan mogen de Esten slechts de nationale driekleur blijven hanteren. De Duitsers zijn van plan, zoals aangegeven in het zogenoemde Generalplan Ost, om ruwweg de helft van de bevolking naar het oosten te verbannen, terwijl het meer ‘Germaanse’ restant zal worden aangevuld met Duitse kolonisten.[17] Uiteraard zijn de Esten niet van deze plannen op de hoogte en blijft het leeuwendeel van de Estse bevolking de Duitsers als de minste van twee kwaden beschouwen. Van Sovjet-zijde wordt nog wel een poging ondernomen om achter het front een communistische guerrillaoorlog te beginnen, zoals die zich in Wit-Rusland en Oekraïne aan het ontwikkelen is. Hiervoor ontbreekt het echter aan voldoende steun onder de bevolking.

Uitbreiding van de Waffen-SS

Met de Duitse bezetting begint een periode van vervolging van Sovjet-sympathisanten, Joden en andere minderheden. In eerste instantie is dit het werk van de eerder genoemde bosbroeders. Later nemen de Duitse veiligheidsdiensten en de Einzatsgruppe A, die optrekt in het kielzog van Armeegruppe Nord, dit over. De Estse afdeling van Einzatsgruppe A vestigt haar hoofdkwartier in Tallinn en bestaat grotendeels uit Estse vrijwilligers.[18] Nadat het Rode Leger van het grondgebied van Estland is verdreven, wordt onder Duits toezicht de Omakaitse heropgericht: de Estse nationale militie, die in 1917 was opgericht naar aanleiding van de Russische revolutie. Het duurt niet lang voordat de Estse bijdragen aan de oorlogsinspanningen steeds grotere vormen beginnen aan te nemen. Al op 31 juli treedt een eerste groep van bijna vierhonderd Esten voor het uitvoeren van politietaken toe tot de SS. Niet lang daarna begint zowel het Duitse Heer (leger) als de SS met de formering van zogeheten Ost- en Polizei Bataillone; eenheden die uit Estse vrijwilligers bestaan en voor zowel frontdienst, wacht- en anti-guerrillaoperaties zijn bestemd.[19] Velen melden zich aan om wraak te nemen voor de deportaties en moorden op familieleden en vrienden, uitgevoerd door de Sovjets en communistische Esten.[20]            

Rekrutering

SS-Obergruppenführer Gottlob Berger, als hoofd van het SS-Hauptamt verantwoordelijk voor de rekrutering van zowel de Allgemeine-SS als de Waffen-SS, springt handig in op de wens van vele Esten van een nationaal leger. De Waffen-SS verkeert in een felle concurrentiestrijd met het leger als het erom gaat voldoende rekruten te vinden ter vervanging van de oplopende verliezen. Aangezien voor dienst binnen de Wehrmacht de Duitse nationaliteit is verreist, bieden de bezette gebieden een welkome aanvulling op het reservoir aan potentiële manschappen van de Waffen-SS. Na enkele bedenkingen over de ‘raszuiverheid’ van zijn soldaten geeft Reichsführer-SS Heinrich Himmler in augustus 1942 zijn goedkeuring aan de formering van een Ests ‘vrijwilligerslegioen’, het eerste van de zogenoemde Ostlegionen.[21]

In 1942 werd een Ests ‘vrijwilligerslegioen’ opgericht. Maar liefst 6500 Esten meldden zich voor vrijwillige indiensttreding. De eerste 800 van hen werden ingedeeld bij  Bataillon Narwa en ingezet in Oekraïne. Foto DPA/Berliner Verlag

Vrijwilligers

Binnen vier maanden melden maar liefs 6500 Esten zich voor vrijwillige indiensttreding bij het legioen.[22] De eerste 800 vrijwilligers worden ingedeeld bij het Bataillon Narwa. Ze worden als onderdeel van de 5e SS-Panzergrenadier Division Wiking ingezet in Oekraïne.[23] De rest van het legioen ondergaat zijn vuurdoop eind 1943 aan het noordelijk front. De steeds verder verslechterende oorlogssituatie en de toenemende behoefte aan vervangend personeel brengt Himmler er ten slotte toe om in 1943 de dienstplicht in te voeren. Deze dienstplicht geldt alleen voor Estland en Letland, aangezien Himmler de Litouwers als ‘onbetrouwbaar en raciaal inferieur’ beschouwt. De naam van het legioen wijzigt in 1944 van 3-de Estnische SS-Freiwilligen-Brigade tot de 20-ste Waffen-Grenadier-Division van de SS; een volwaardige divisie bestaande uit niet minder dan 15.000 manschappen.[24] Hierin gaat ook het Bataillon Narwa in op, waarvan de manschappen ondertussen op het gevechtsveld hun sporen hebben verdiend. Tevens worden er zes SS-grenswachtregimenten in het leven geroepen, met een zevende als reserve. Dat is het equivalent van nog eens twee volwaardige divisies. Deze grenswachtregimenten behoren  tot de Allgemeine-SS, in plaats van de Waffen-SS en krijgen de rustiger sectoren aan het front toebedeeld.[25] Hoewel enkele tienduizenden mensen de oproep beantwoorden en zich melden, zijn er ook die weigeren en indiensttreding proberen te ontlopen. Enige duizenden vluchten naar Finland om toe te treden tot de Finse strijdkrachten. Ze zijn wel degelijk bereid om het Rode Leger te bevechten en verkiezen het Finse leger boven het Duitse. Hieruit ontstaat het Infanterie Regiment 200 (JR 200), waarin uiteindelijk 2.000 Esten dienen.[26]

In dienst van het Rode Leger

We keren terug naar de zomer van 1941, als de Duitse troepen Estland binnenvallen en het Rode Leger zich in wanorde terugtrekt in noordelijke en oostelijke richting. Als onderdeel van de grootschalige verhuizing naar de Oeral worden vanuit Estland complete fabrieken en machinerie, benodigd voor het voortzetten van de oorlogsproductie, afgebroken en weggevoerd. Een kleine 30.000 Sovjet-sympathisanten en gespecialiseerde arbeiders vergezellen de uitstroom. Daarnaast is er een zelfde hoeveelheid gedwongen rekruten voor het Rode Leger. Ruwweg 7.000 van hen worden reeds in de zomer van 1941, als onderdeel van het 22-ste Russische Legerkorps, ingezet tegen de oprukkende Wehrmacht. Daarbij lijden zij zware verliezen. Velen van hen lopen over naar de Duitsers. Als gevolg daarvan worden in september de resterende Esten van het front teruggenomen en in de vorm van ‘arbeidersbataljons’ achter de linies ingezet.[27]                                               

Toch krijgen de vertegenwoordigers van de Estse Socialistische Sovjet-Republiek (SSR) eind 1941 toestemming tot de oprichting van een eenheid die voornamelijk uit Esten bestaat: het 8. Eesti Laskurkorpus, oftewel het 8-ste Estse Legerkorps, bestaande uit de 7-de en 249-ste infanteriedivisie. Van de ongeveer 27.000 manschappen waaruit het korps bestaat is naar schatting 85 tot 90 procent van Estse komaf. Eind 1942 wordt het korps als onderdeel van operatie Mars voor het eerst ingezet tegen het Duitse front bij Velikiye Luki. Het korps lijdt daarbij zware verliezen en een aanzienlijk aantal Esten geeft zich over aan de Duitsers. Aansluitend wordt het korps van het front teruggenomen om opnieuw te worden aangevuld en getraind. Een deel van de nieuwe manschappen bestaat uit gevangen genomen Esten, die in het Duitse leger hebben gediend en zich nu laten incorporeren in de rangen van het Rode Leger.[28] Pas in de zomer van 1944 keren de Esten terug naar het front, gereed voor de invasie van hun moederland.[29]

De broederstrijd

Op 14 januari 1944 barst het Leningrad-Novgorod offensief los en rukt het Rode Leger binnen enkele weken op tot aan Narva, de toegangspoort tot het noorden van Estland. Om het front te helpen stabiliseren, besluiten de Duitsers tot de oprichting van Armeegruppe Narva. Wat volgt is een reeks gevechten die tot begin augustus zal duren en bekend zal komen te staan als ‘de slag van de Europese SS’. Behalve de Esten van de 20-ste Waffen-Grenadier-Division van de SS bestaat de Armeegruppe uit Noren, Denen, Belgen, Finnen, Volks-Duitse Roemenen en zelfs enkele duizenden Nederlanders.[30] Journalisten van de Propaganda Kompanie beschouwen Narva bij uitstek als het symbool van de Europese strijd tegen het bolsjewisme, nu vrijwilligers uit geheel Europa zich hier hebben verzameld om het op te nemen tegen het Rode Leger.[31] Op 24 juli daalt een trommelvuur neer op de stellingen van de vrijwilligers in en rondom Festung Narva. Gedurende de zomer heeft het Rode Leger meermaals geprobeerd om door de Duitse stellingen heen te breken, maar zij werden telkens teruggeslagen. Dat ging vaak gepaard met onthutsende verliezen. Maar nu lijkt de eindfase definitief te zijn aangebroken.[32] Diezelfde dag nog slaat het 4-de Waffen-Grenadier Regiment van de SS  tezamen met het Bataillon Narwa een grote aanval van het Rode Leger op het dorp Auvere af, even ten westen van Narva. Maar op 25 juli wordt de 20-ste Waffen-Grenadier-Division van de SS tot de terugtocht gedwongen.

Van 26 juli tot 5 augustus zijn de Esten continu in zware gevechten verwikkeld in het gebied rond de Sinimäed heuvels. De divisie blijft op sterkte, ondanks de vele verliezen die worden geleden. Met het Rode Leger in aantocht is er aan vrijwilligers geen tekort. De verliezen van de Sovjets daarentegen, lopen in de honderdduizenden.[33] Tot de laatste verdedigende eenheden van Narva zelf behoort het tweede bataljon Waffen-Grenadier Regiment der SS 47 (II./47), onder bevel van SS-Hauptsturmführer Alfons Rebane, die Estlands hoogst gedecoreerde militair gedurende de Tweede Wereldoorlog zal worden. Het zijn evenwel de Nederlanders die de uiteindelijke prijs voor een veilig heenkomen betalen. Terwijl het III Germanische SS-Panzerkorps, waar zowel de Esten als de Nederlanders deel van uitmaken, zich terugtrekt op de verderop gelegen Tannenbergstellung wordt het volledig uit Nederlanders bestaande SS-Regiment 48 General Seyffardt omsingeld en vernietigd.[34] De dagen daarna verplaatst de strijd zich naar de Tannenbergstellung, een provisorisch ingerichte verdedigingslinie, ruwweg twintig kilometer naar het zuidwesten. Maar ondanks de verbeten afweergevechten, waarbij het Rode Leger wederom gigantische verliezen moet incasseren, wordt Armeegruppe Narva uiteindelijk ook hier tot de terugtocht gedwongen. Tussen 17 en 26 september 1944 speelt het uiteindelijke slotstuk van het drama zich af, wanneer de Duitsers beginnen met Unternehmen Aster, de evacuatie van Estland. Als de 20-stee Waffen-Grenadier-Division van de SS zich op de terugtocht begeeft, worden op 19 september circa 1.500 manschappen van de divisie ingesloten door troepen van het 8-ste Estse Legerkorps. Het daaropvolgende treffen, achtereenvolgens bij Porkuni en Avinurme, bestaat uit grote gevechten, waarbij Esten het merendeel uitmaken van de tegenover elkaar staande troepenmachten.[35] Het is dan ook hier waar de openingsscène van de film ‘1944’ zich in tijd en ruimte afspeelt.    

Hedendaags geheugen

De filmmakers hebben ogenschijnlijk hun best gedaan om een beeld van het verleden te creëren waarin de strijdende partijen op respectabele wijze in beeld worden gebracht. Gescheiden door ideologie, maar verenigd door afkomst, lijkt de boodschap te zijn. Maar waar de troepenmachten zelf vanuit historisch oogpunt tot in detail correct zijn weergegeven, schitteren de begane wreedheden door afwezigheid. Hoewel velen die zich overgaven standrechtelijk werden geëxecuteerd, toont de film een barmhartige ontmoeting tussen de ideologische tegenstanders. In één van de laatste scènes laten de makers zien hoe een communistische Estse eenheidscommandant zijn nationalistische of fascistische tegenhanger een veilig heenkomen gunt, terug het bos in.[36] Het lijkt een hedendaagse oproep tot verbroedering en verzoening. Een spreekwoordelijke brug over de Narva, als symbool voor een historische breuklijn.                                                                  

Nazisymboliek

Dat het Estse oorlogsverleden nog altijd tot een diepe verdeeldheid leidt, binnen een samenleving waarvan ruim een kwart van de bevolking van etnisch Russische afkomst is, getuigt de onthulling van een standbeeld veertien jaar geleden, in de Estse stad Parnu. Deze onthulling leidde tot zowel nationale als internationale verontwaardiging. Het standbeeld stelde een Estse soldaat voor, gekleed in SS-uniform en voorzien van een Duitse staalhelm. De toenmalige premier van Estland, Siir Kallas, gelastte de verwijdering van het omstreden standbeeld, ook nadat het was ontdaan van de voornaamste nazisymboliek. Nadat een tweede poging op een andere locatie wederom tot heftige internationale en vooral ook Russische protesten leidde, verhuisde het monument definitief naar een privémuseum.[37]              Vijf jaar later, in 2007, leidde het verplaatsen van een ander standbeeld eveneens tot weerstand, ook nu weer voornamelijk vanuit het naburige Rusland. De ‘Bronzen Soldaat van Tallinn’, opgericht ter nagedachtenis van de gesneuvelde soldaten van het Rode Leger in de bevrijding van Estland in 1944, staat voor het merendeel van de Estse bevolking symbool voor de jarenlange bezetting en onderdrukking door de Sovjet-Unie. Vanwege een in februari 2007 aangenomen wet op ‘verboden’ monumenten, werd het op last van het Estse parlement verplaatst naar de militaire begraafplaats van Tallinn. Dit leidde echter tot hevige protesten van de Russische minderheid in het land, die de Bronzen Soldaat als een bevrijdingsmonument beschouwt. De protesten, aangewakkerd door de Russischtalige media in het land, als belangrijk deel van de Russische soft power, kregen een uitermate gewelddadig karakter. Ze resulteerden in harde confrontaties tussen Estse veiligheidstroepen en de Russische minderheid in het land. Daarbij vielen een dode en vele tientallen gewonden, en werden honderden arrestaties verricht. Het incident werd bekend als het ‘Bronzen Nacht’-incident en leidde tot een ernstige bekoeling in de Ests-Russische relatie vanaf de vroege jaren tachtig.[38]

Rehabilitatie Russische visie

Deze gebeurtenissen in Estland zijn kenmerkend voor de rehabilitatie van de Sovjet-visie op de geschiedenis van de Sovjet-Unie, zoals deze het afgelopen decennium onder Vladimir Poetin heeft plaatsgevonden.[39] Deze weergave van de historie staat echter vaak lijnrecht tegenover de ervaren werkelijkheid van nationalistische groeperingen in voormalige Sovjet-deelrepublieken, waaronder Estland. Zo houdt Rusland onder Poetin nog altijd vol dat Estland in 1940 vrijwillig tot de Unie van Socialistische Sovjet-Republieken is toegetreden, terwijl men in Estland spreekt van een Sovjet-bezetting die tot aan 1991 heeft voortgeduurd.

                          

Het nieuwsagentschap Sputnik publiceerde in juli 2015 een fel artikel over de veteranen van de Estse 20-ste Waffen Grenadier Division van de SS, die jaarlijks samenkomen om de gebeurtenissen in 1944 te gedenken. Bron: Sputnik

Waar de nu oude SS’ers door velen in Estland als helden worden beschouwd, beziet de Russische minderheid hen als nazi-sympathisanten, als landverraders pur sang. Anderzijds beschouwen de etnische Esten de veteranen van het Rode Leger veelal als bezetters, ook degenen onder hen die in 1944 de Duitsers hebben verdreven. Nog in de zomer van 2015 publiceerde het als pro-Poetin omschreven nieuwsagentschap Sputnik een fel artikel over een bijeenkomst in Estland. Het betrof de 71-ste herdenking van oud-vrijwilligers en overlevenden van de 20-ste Waffen-Grenadier-Division van de SS. Ook het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken heeft onlangs laten weten het te betreuren dat een dergelijke herdenking plaatsvindt in een land dat tot de EU behoort. Dat men tevens binnen Estse politieke kringen nog altijd niet eensgezind is omtrent dit beladen onderwerp, blijkt wel uit de woorden van de bij de herdenking aanwezige vertegenwoordiger van de Estse Conservatieve Volkspartij Jaak Madison, die sprak over de noodzaak voor Estland zich te blijven verdedigen tegen de Russische militaire dreiging.[40] Het zijn deze woorden die aangeven dat Estland als grensgebied van zowel de EU als de NAVO en met een grote Russische minderheid binnen de grenzen, als vanouds balanceert tussen het Oosten en het Westen.

* Sergeant I Randy Noorman, auteur van het Dagboek van Augustus (Aspekt, 2012) en de autobiografische roman Afghanistan: tussen oorlog en wederopbouw (idem), studeert geschiedenis aan de Rijks Universiteit Groningen. Hij dankt dr. S. de Hoop (RUG) voor zijn commentaar op de eerste versie van dit artikel.

[1] 1944. Geregisseerd door Elmo Nüganen. Estland: Taska Film MRP Matila Röhr Productions, 2015.

[2] Toomas Ilves, Lecture, Army Europe Ball, Frankfurt, 13 juni 2015.

[3] Howard Amos, ‘Russian Propaganda Feeds on Kiev’s Culture War’, The Moscow Times, 12 augustus 2015, geraadpleegd 29 december 2015 op http://www.themoscowtimes.com/news/article/russian-propaganda-feeds-on-kievs-culture-war/527837.html.

[4] Samuel Huntington, The Clash of Civilizations: and the Remaking of World Order (Londen: Simon & Schuster, 1997) 22-27.

[5] Huntington, The Clash of Civilizations, 159.

[6] Tõnu Tannberg et al, History of Estonia (Tallinn: Avita, 1997) 132.

[7] Idem, 212-213.

[8] Idem, 231-232.

[9] Eero Medijainen, Estonia: Identity and Independence, vert. Jean-Jacques Subrenat (Amsterdam: Rodipi B.V., 2004)130-131

Tannberg, History of Estonia, 260-261.

[10] Jeroen Bult, ‘Baltische landen en Rusland: Oud zeer en diep wantrouwen’, Internationale Spectator 59 (12) (2005) 647.

[11] Aldis Purs, Baltic Facades: Estonia, Latvia and Lithuania since 1945 (Londen: Reaktion Books Ltd, 2012) 51.

[12] Rein Taagepera, Estonia: Return to Independence (Boulder: Westview Press, 1993), 63.

[13] Tannberg, History of Estonia, 268; Taagepera, Estonia: Return to Independence, 68.

[14] Taagepera, Estonia: Return to Independence, 67.

[15] Tannberg, History of Estonia, 268.

[16] Anatol Lieven, The Baltic Revolution: Estonia, Latvia, Lithuania and the Path to Independence (Londen: Yale University Press, 1993) 86.

[17] Taagepera, Estonia: Return to Independence, 68-69.

Tannberg, History of Estonia, 269.

[18] Tannberg, History of Estonia, 270.

[19] Tannberg, History of Estonia, 271.

[20] Taagepera, Estonia: Return to Independence, 70.

[21] George H. Stein, De Waffen-SS, vert. Evert van Leerdam (Soesterberg: Aspekt, 2010) 218.

[22] Stein, De Waffen-SS, 219.

[23] Marc Rikmenspoel, Waffen-SS encyclopedia (Bedford: The Aberjona Press, 2004) 88.

[24] Rikmenspoel, Waffen-SS encyclopedia, 185.

Stein, De Waffen-SS, 220.

[25] Rikmenspoel, Waffen-SS encyclopedia, 184-185.

[26] Tannberg, History of Estonia, 271.

[27] Tannberg, History of Estonia, 272.

[28] Taagepera, Estonia: Return to Independence, 71.

[29] Tannberg, History of Estonia, 273.

[30] Perry Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Wafffen-SS (Soesterberg: Aspekt, 2000), 191.

Tim Ripley, Hitlers Preatorians: the History of the Waffen-SS 1925-1945 (Staplehurst: Spellmount, 2004), 189.

[31] Pierik, Van Leningrad tot Berlijn, 201-202.

[32] Pierik, Van Leningrad tot Berlijn, 219.

[33] ‘20th Waffen Grenadier Division of the SS (1st Estonian)’. Http://www.eestileegion.com. Geraadpleegd 10 oktober 2015.

[34] Pierik, Van Leningrad tot Berlijn, 225- 232.

[35] Zie noot 33. Tevens: Tannberg, History of Estonia, 275.

[36] Zie noot 1.

[37] O'Carroll, Sinead. ‘Could Molly Be the next to Emigrate?’ The Journal,  28 juli 2012. Geraadpleegd 15 oktober 2015: http://www.thejournal.ie/could-molly-be-the-next-to-emigrate-529396-Jul2012/.

[38] Adrian Blomfield, ‘War of Words over Bronze Soldier’, The Telegraph, 5 februari 2007. Geraadpleegd 15 oktober 2015. http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/1541641/War-of-words-over-bronze-soldier.html.

Martin Ehala, ‘The Bronze Soldier: Identity Threat and Maintenance in Estonia’, Journal of Baltic Studies 40, (1) (maart 2009)139.

[39] Kadri Liik, ‘The ”Bronze Year” of Estonia-Russia Relations’, Estonian Ministery of Foreign Affairs Yearbook (2007) 72.

[40] Alexei Olis'ko, ‘Waffen SS Veterans Convention Gathers in Rural Estonia’. Sputnik, 26 juli 2015. Geraadpleegd 15 oktober 2015. http://www.sputniknews.com/europe/20150726/1025066559.html